Tracy Metz
Het Vaticaan is dit jaar voor het eerst uit zijn enclave in Rome getreden en laat zich in Venetië zien, op de Architectuurbiënnale (t/m 25 nov.). Op een verstild eiland in de lagune tegenover het hectische San Marcoplein, de Isola di San Giorgio Maggiore, staan tussen de dennenbomen en de rododendrons tien paviljoens. Het past perfect bij het thema van deze editie van Stadsleven, waar ik met een aantal sprekers onderzoek hoe de kerk de kerk uit gaat en de wijde wereld in, de gelovigen achterna.
Ze zijn ontworpen door internationaal bekende architecten die van het Vaticaan opdracht hebben gekregen hun ideeën over religieuze architectuur te onderzoeken en hun idee van een hedendaagse kapel te laten zien. De inspiratie was een paviljoen uit 1920, de Woodland Chapel, van de Zweedse architect Erik Gunnar Asplund voor een begraafplaats in Stockholm.
De antwoorden vanuit het nu lopen zeer uiteen. Twee van hen zijn Pritzker Prize-winnaars, de Engelsman Norman Foster die een luchtige constructie van houten latten maakte, en de Portuguees Eduardo Souto de Moura die juist een heel besloten stenen ruimte maakte. De Braziliaanse Carla Juaçaba leegt glimmende metalen balken in het gras bij wijze van kerkbanken, met een even glimmend kruis – het geheel verdwijnt bijna in zijn eigen reflectie van de bomen eromheen. Hoe anders is het huisje van geblakerd zwart hout van de Japanner Terunobu Fujimori – een van de weinige paviljoens met een dak. Langs de voorgevel staan geen pilaren maar grillige dunne boomstammen; je moet je door een extreem smalle deuropening naar binnen wurmen. Daar hangt een kruis van hout met bladgoud dat schittert in het zonlicht.
Ik heb geluk met mijn bedevaart. In het paviljoen van Javier Corvalán Espinola uit Paraguay, een enorme ring van staal die aan een even grote statief is bevestigd en boven de grond zweeft, heeft net een cellist plaatsgenomen. Hij begint betoverend mooie klassieke muziek te spelen. Alle bezoekers komen aanlopen, over het gras of knisperend over de grintpaden, en staan zwijgend bij elkaar om dit geschenk in ontvangst te nemen. Het heeft niets met de kerk te maken en toch is het een haast gewijde belevenis.
Het dragende beeld door deze editie van Stadsleven komt uit het paviljoen van de Italiaan Francesco Cellini. Iedere kapel moest een ‘altaar’ hebben en een ‘spreekgestoelte’, verder hoefde het niets te conformeren aan enige religieuze canon. Cellini heeft in zijn open, modern bouwwerk een boek toegevoegd: een open boek van metaal, met lege bladzijden. Volgens mij biedt hij ons daarmee de vrijheid om ieder het geloof naar eigen inzicht in te vullen.