Het gesprek over de ziel voeren we nu in de kroeg

Het lijkt wel alsof je tegenwoordig weer gewoon over geloof mag praten, ziet theoloog Alain Verheij. Toen hij aan zijn studie begon dacht hij dat hij werkloos zou eindigen.

Elf jaar geleden begon ik als tiener aan een studie theologie. In mijn achterhoofd hield ik de optie open dat ik mijn pensioen niet zou halen in dat vakgebied – want zijn er in 2050 nog wel kerken over? Ik ben een stuk optimistischer geworden. Tegen een zaal vol vriendelijke protestanten, overwegend zestigplussers, zei ik laatst: ‘Uw kinderen gaan niet meer naar de kerk. Hún kinderen zijn mijn klanten.’

De ontkerkelijking die de statistieken ons nog steeds jaarlijks onverbiddelijk voorspiegelen, is meer dan 50 jaar geleden begonnen. Een hele generatie was allergisch geraakt van de verzuiling en van de kerkelijke betutteling, en sloot zich af voor religie. Kinderen van die tijd zijn nu gevestigde namen in de media, politiek en (klein)kunst, en daarom lijkt het alsof religie is verdwenen uit onze cultuur. Maar jongeren hebben geen last meer van die allergie en vinden een open gesprek over geloof en de ziel helemaal niet zo vervelend – al voeren ze het liever in de kroeg dan in de kerk.

De comeback van religie

Ook schrijfster Yvonne Zonderop constateert in haar boek Ongelofelijk een voorzichtige herleving van de interesse in de religieuze wortels van ons land. Daarin wijst ze ook op politici als Geert Wilders, Thierry Baudet en diverse namen bij de VVD en het CDA, die allemaal schermen met de term ‘(joods)christelijke cultuur’. De manier waarop zij die term laden is vaak dubieus, maar het feit dat zij er blijkbaar een heel volksdeel mee aanspreken zégt iets.

Ook ik als theoloog mark die comeback. Ik koos het internet als eerste werkveld en ontdekte dat het gesprek over religie heel makkelijk paste op een vluchtig medium als Twitter. Van de ruim vierduizend volgers die ik daar in de loop van de jaren opdeed, gaat de helft niet naar de kerk met Kerst. Dat betekent dus dat duizenden compleet geseculariseerde Nederlanders vrijwillig een twitterende theoloog volgen.

Geloven is nooit dood geweest

Nog altijd heeft de helft van Nederland een vorm van godsgeloof. Stichtingen, scholen, politieke partijen, buren, evangelisten… je moet je best doen om nooit een christen tegen te komen. Daarnaast brengt immigratie ons in contact met voorheen minder bekende vormen van geloven, met name in de vorm van moskeeën en migrantenkerken. Wereldwijd groeit het aantal gelovigen nog steeds, dus wie de mensheid wil begrijpen doet er goed aan om iets van religie te weten.

Ook omdat er veel maatschappelijk belang aan religie kleeft. We zijn al een kleine twintig jaar met een ‘islamdebat’ bezig. Donald Trump had zonder steun van evangelicals nooit gewonnen, Poetins Rusland kent een enorme opleving van de Russisch-Orthodoxe Kerk en in India en Myanmar neemt religieus nationalisme in rap tempo toe. Ook ons polderlandje kent weer eigen discussies zoals het boerkaverbod, de weigerambtenaar, pastafari-rechtszaken en hier en daar een zorgwekkende sekte.

Bij veel Nederlanders daagt het besef dat het gesprek over de ziel, zingeving en je diepste waarden de moeite waard is. Dat er vragen over leven en dood, ethische grenzen, morele normen en identiteit zijn waar ieder mens altijd mee heeft geworsteld. De nieuwe generatie zit niet te wachten op de vuile was van een gefrustreerde ex-gelovige. De tijd is nu rijp voor een bescheiden eerherstel voor de wijsheden in de Bijbel die er nog altijd zijn, onder heel veel lagen onbegrip, historische missers, kerkelijke starheid en anti-kerkelijke allergie. Met mijn boek God en ik hoop ik aan een jonge, onbevangen generatie een aantal mooie verhalen te vertellen die onze cultuur dreigt te vergeten. En ik hoop dat kerkmensen op een frisse manier naar hun eigen geloof zullen kijken.

Alain Verheij (1989) is theoloog en schrijver van het boek ‘God en ik: wat je als weldenkende 21e-eeuwer kunt leren van de Bijbel’.