Door Marcia Sookha
Trok ik tijdens de financiële crisis van 2008 de wereld in, nu zit ik thuis in mijn eigen Amsterdam. Toen kwam mijn werk als stadsontwikkelaar vrijwel tot stilstand. Ik wilde zelf niet tot stilstand komen en besloot om India, het land van mijn voorouders, te ontdekken. Mumbai werd mijn standplaats. Vanuit een cultuur die vertrouwd aanvoelde, verkende ik zakelijke kansen en maakte ik nieuwe vrienden.
Nu is de wijde wereld verschrompeld tot een hoofdstedelijk postzegeltje. In plaats van in een vliegtuig te stappen, speur ik vanaf de fiets naar een geschikte plek om met mijn tante van bijna tachtig even buiten te zijn. De afgelopen maand zagen wij elkaar drie keer – dat is net zo vaak als in de afgelopen vijf jaar. Wij ontdekken handige grasveldjes en bankjes in haar deel van de stad. Op veilige afstand van elkaar drinken we thee en eten huisgemaakte hapjes.
Bij elkaar gebracht door het coronavirus, maar voor hoe lang? Zal ik, zodra het weer kan, toch maar weer naar Mumbai vertrekken?
Van ontmoetingsplaats tot no-go area
In de stad gaat het om de ontmoeting tussen mensen, tussen bekenden en tussen vreemden. Toen alle plekken waar mensen zich normaal verzamelden op slot gingen, bekroop mij een ongemakkelijk gevoel. Ik had zelf veel gewerkt aan een aantal van dit soort ‘ontmoetingsplaatsen’ – een park, bijvoorbeeld, een museum en andere publieksgebouwen. Plekken die de stad aantrekkelijker maken en de mensen vrolijker. In coronatijd zijn deze epicentra van stedelijk leven ineens van overheidswege tot no-go areas verklaard. Elkaar ontmoeten is bedreigend, zelfs levensgevaarlijk.
Deze tot voor kort ondenkbare invalshoek riep bij mij vragen op: hadden wij bij het ontwikkelen van de stad rekening moeten houden met een pandemie? En wat dan? Hoe bereid je je voor op een onbekende en onzichtbare vijand?
In een hoog tempo levert de confrontatie tussen het stedelijk leven en deze ontwrichtende pandemie nieuwe inzichten en informatie op over het functioneren van de stad en wat mensen daarvan verwachten. Wat gebeurt er als deze plekken van interactie ineens – ook al is het tijdelijk – uit het stedelijk leven verdwijnen? Wat legt het coronavirus bloot en wat leren we ervan voor de toekomst van de stad?
Praatje maken, even aanbellen
Mensen blijken in crisissituaties meer dan anders bereid om elkaar te helpen. Volgens de Amerikaanse socioloog Eric Klinenberg zou de insteek daarom social solidarity moeten zijn, en niet social distancing. Hij onderzocht de hoge sterfte onder ouderen in arme, gesegregeerde wijken van Chicago tijdens de hittegolf van 1995. Deze eiste in één week 739 levens. De sterfte bleek minder in wijken waar meer op elkaar werd gelet en voor elkaar werd gezorgd.
Dit onderzoek laat zien dat contact met elkaar in de wijk en in de buurt van levensbelang kan zijn. Bewoners kunnen zelf een rol spelen bij een gezonde leefomgeving. In mijn eigen woonblok mailde een buur aan alle bewoners het aanbod om boodschappen te doen, mocht het nodig zijn – de reacties waren blij verrast. Het zijn juist de ‘kleine ontmoetingen’: een praatje bij de bakker, een aardige buur die even aanbelt of mailt, zelfs het vriendelijke oogcontact bij elkaar op 1,5 meter passeren – die er toedoen tijdens onze intelligente lockdown.
Het coronavirus houdt ons een spiegel voor: de kwetsbaarheid van ouderen is uitvergroot, de behoefte aan kleinschaligheid, ons eigen gedrag. Wij hebben ontdekt dat de openbare ruimte veel meer mogelijkheden biedt: om te sporten, om te wandelen, om te denken. Wij hebben ook ontdekt dat we heel flexibel zijn, razendsnel kunnen omschakelen, zoals bij thuiswerken, onze verjaardagen vieren via zoom, online tentoonstellingen bezoeken. En ook dat niet voor iedereen het thuis comfortabel en veilig is, gezien de stijging van huiselijk geweld en de drukte bij de kindertelefoon.
Het wordt een spannende tijd voor de ontwikkeling van de stad. Is er een herschikking van ruimte op komst: veel minder kantoren en meer wonen, groen, fietspaden, speelplaatsen? Of een herverdeling van middelen: kunnen werkgevers bijdragen aan werkplekken thuis, een soort thuiswerktoeslag? Of zullen zij juist weer investeren in plekken buiten de stad en lokaal talent aantrekken? Zal er minder dicht gebouwd worden omdat verondersteld wordt dat dit bijdraagt aan de verspreiding van virussen? Of wordt er juist ruim gebouwd, in combinatie met forse investeringen in culturele en sociale voorzieningen?
Nieuwe wijken als corona-proeftuin
Voorlopig zijn er meer vragen dan antwoorden. Het coronavirus dwingt ons in ieder geval om scherper na te denken over de toekomst van steden. Het gaat niet alleen om een opgefriste blik op bestaande opgaves, zoals betere voorzieningen voor ouderen, meer betaalbare woningen, meer openbare ruimte, klimaatverandering, maar ook om de mondiale verwevenheid van steden. Er is geen quick fix. Er zal gewerkt moeten worden aan oplossingen voor de lange termijn.
De inbreng van bewoners over wat zij van hun leefomgeving verwachten, is daarbij onmisbaar. De honderdduizenden woningen en daarmee honderden wijken en buurten die de komende jaren in Amsterdam en andere steden gepland staan, zijn onze proeftuin.
Gaan we ons best gaan doen om de dingen anders te doen? Of gaan we juist zo snel mogelijk terug naar zoals het was? De musea, restaurants en terrassen zijn sinds enkele dagen weer open en langzaam komt het sociale en culturele leven weer op gang. De stad komt weer tot leven. De lessen van de komende maanden zullen meer zeggen over ons dan over het coronavirus zelf.
Marcia Sookha werkt als stadsontwikkelaar en strateeg aan gebieden en publieksgebouwen in Amsterdam. Sinds 2008 vanuit haar eigen onderneming en daarvoor vanuit de gemeente Amsterdam. Naast haar werk is zij bestuurslid van de Stichting NDSM en RvT lid van Museum Het Rembrandthuis.